Een motor? Nooit. Ik zou mezelf doodrijden!

– Niels van der Weiden, in een ander tijdcontinuüm

Het antwoord op de vraag waarom ik ooit ben begonnen aan een motorrijbewijs is waarschijnlijk identiek aan dat op de vraag waarom ik ooit wiskunde-B als keuzevak heb genomen: geen idee, redenen zijn verloren in de mist der tijd en het doet er toch niet meer toe. Wiskunde-B heb ik op onbegrijpelijke wijze tot een goed einde gebracht en voor rijbewijs A geldt objectief gezien hetzelfde. Maar zoals ook bij de slechtste pot voetbal geldt: het eindresultaat telt.

En zo rijd ik dus al drie jaar motor. Ik denk dat het een soort Wiedergutmachung naar mijzelf is omdat ik mijzelf als 16-jarige een brommer heb ontzegd. Nu snap ik namelijk het plezier van een bromfiets beter dan toen, toen ik alleen nog naar de poen keek die het moest kosten, geld dat ik liever in mijn zak hield om op mijn achttiende een auto te kunnen kopen. Die auto heb ik nooit gekocht, althans niet toen ik 18 werd.

Achteraf had ik maar wat graag op een ouwe Puch naar school geknald. Was ik misschien ook een betere sleutelaar geweest. (Zinloos gemijmer.)

Mijn fiets

Mijn BMW K 75 S, Isigny-sur-Mer, 2 augustus 2011

Ik heb in de afgelopen drie jaar zo vaak als ik maar kon die malle motor gepakt. Regen of kou interesseerde me niet. Die foto van mijn BMW K 75 S (mijn eerste en tot nu toe enige motor) is genomen op een vakantie in Frankrijk. Die afstand heb ik afgelegd op banden die, hoe zal ik het diplomatiek uitdrukken, meer gegeven hadden dan redelijkerwijs van ze verwacht mocht worden. Vierkant was de achterband al, maar bij terugkomst bleek het loopvlak al bijna tot aan het canvas versleten. De routes départementales met hun slechte toplaag hadden de oude Metzelers het laatste zetje gegeven. Waanzin.

Op de kuip zitten krassen van het tuinhek waar ik langs ben geschuurd, en van een lullig valpartijtje tijdens een dagje bijzondere verrichtingen oefenen. (Want, zoals elke motorrijder weet: keren op de lesmotor was een eitje, maar zet je eigen lak op het spel en het lukt niet meer.)  De lak van de plastic schortplaatjes is los aan het laten, en de tank zit vol krassen omdat de kat van de buren erop heeft geslapen. Ja, hij staat buiten en nee, ik heb geen hoes. De kat zit er nu toch niet meer op omdat de middenbok is doorgeroest en ik hem alleen nog op de zijstandaard kan zetten. THERE I FIXED IT.

De vrijbuitersmagie van het motorrijden is er inmiddels wel af, zoveel is me na drie jaar duidelijk. Net als autorijden is het niet zo bijzonder meer. Het trotseren van de elementen is niks meer om trots op te zijn: nat is nat, koud is koud. En er is niks heroïsch aan als je staat te soppen op andermans deurmat.

Maar leuk is het nog steeds. Zelfs een woon-werkrit is een kleine belevenis als je het op de motor doet. Het is de afgelopen week prima weer geweest en toch heb ik de auto gepakt. Zonde. Tijd om het in te halen.

En als je zelf de magie bent verloren, dan zijn er altijd nog kinderen die naar je wijzen en hun vader aan de jas trekken. Want die meneer op die motor is veel stoerder dan pappa.